Catalogus "Kunst bij Rijksgebouwen"

Uitgave Atelier Rijksbouwmeester 2004

Kunstenaar: Gery Bouw
Gebruiker:   Ministerie van Justitie  GBO

 

Door Angelique Spaninks

Kunst in de openbare ruimte is vaak monumentaal van karakter; zwaar en nadrukkelijk aanwezig. Het werk van Gery Bouw (Uden, 1957) is dat juist niet. Voor een deel is dat te danken aan haar voorkeur voor transparant en licht materiaal als glas. Dat bewerkt zij door het te zandstralen, buigen, graveren of lamineren met geprinte folies. Wat helder is wordt daardoor drager van betekenis; soms in woorden, meestal in beelden. Naast de reflectie van de voorbijganger of de omgeving herbergen de glaswanden van Bouw daardoor ook een eigen verhaal.

Maar niet alleen het materiaal is een bepalende factor. Ook en misschien wel juist Bouws voorkeur voor menselijke, toegankelijke thema's is bepalend voor het karakter van haar werk. Zintuigen en gezichten, beweging en taal, symbolen en tekens. Iedereen kent ze en kan ze 'lezen', is het niet bewust dan is het wel intuïtief. En juist dat vermogen dat vrijwel alle mensen delen, weet Gery Bouw op een geheel eigen manier aan te spreken. Lichtvoetig maar nooit te luchtig; met ernst maar niet overdreven serieus.

Kijkend naar het oeuvre dat Bouw schiep, sinds haar afstuderen in 1986 aan de vrije richting van de Academie Industriële Vormgeving (tegenwoordig Design Academy) in Eindhoven, is een duidelijke ontwikkeling waar te nemen. Zoals iedere vers afgestudeerde kunstenaar begon ze haar praktijk met autonoom werk: tekeningen maar vooral stevige sculpturen voornamelijk in hout en glas. Dragers waren dat, kisten en dozen vol herinneringen en associaties.

De eerste jaren bevatten deze objecten de artistieke neerslag van verre reizen. Na verloop van tijd echter zocht Bouw haar thema's dichter bij huis, meer in het persoonlijke. De taalontwikkeling van haar dochtertje bijvoorbeeld, van onherkenbaar gebrabbel tot de eerste woordjes, vormde de basis van enkele objecten. Het meest tot de verbeelding sprekend is een ingenieuze Babytalk-jukebox (1994), een trommel vol glazen schijven met klankpatronen die de kijker naar binnen zuigen als een gestold wiegelied.

Voortbordurend op dit thema stuitte Bouw vervolgens op een tekstregel uit Roodkapje, die zij als een dichtregel uit zijn context nam en op zichzelf plaatste. 'Zet de koekjes en de boter maar op het kastje en kom bij me liggen...' Wie het weet, hoort het de als grootmoeder verklede boze wolf dreigend kwelen vanuit een groot ledikant. Wie het niet weet, denkt eerder aan een geliefde of aan een kind of aan oma of aan vroeger of aan ... Op deze manier gaat Bouw vakkundig met woorden aan de haal; ze zandstraalde ze in een dressoir, drukte ze als multiple op vaatdoeken en etste ze in glazen boeken. Zo los getornd van hun oorspronkelijke context krijgen ze een geheel eigen waarde, een beetje mysterieus en surrealistisch, maar ook alledaags en dichtbij.

Voortbordurend op de ervaringen en werkwijzen die zij als autonoom kunstenaar ontwikkelde, is Gery Bouw inmiddels sinds een paar jaar in een andere fase van haar kunstenaarschap beland. Vrijwel al haar tijd en aandacht besteedt zij aan opdrachten en werken in de openbare ruimte; kunst die zich niet in de beschermde sfeer van galerie of kunstwereld ophoudt maar de confrontatie aangaat op straat of op een werkplek; tussen de mensen in plaats van tussen vier witte muren.

Wie zich in dergelijke drukke omgevingen wil laten gelden neigt al snel tot schreeuwen; is het niet met geluid dan is het wel met felle kleuren of met ongebruikelijke materialen. Zo niet Gery Bouw. Ook op deze plekken zet zij vrijwel altijd glas in; hoe kwetsbaar dat ook moge zijn. Toch is het niet het gebruik van glas op zich dat haar werk een eigen signatuur geeft. Net zo min zijn het haar foto's die zij uitprint op folies en waarmee zij het glas lamineert. Sterker nog soms zijn die foto's niet meer dan kiekjes, portretten zoals ze in ieder familiealbum te vinden zijn. Ze zijn recht op de mens af gemaakt, ze zitten hun onderwerp onopgesmukt en eerlijk dicht op de huid en zijn soms uit ongebruikelijke hoek geschoten - vanonder de grond of hoog uit de lucht. Maar fototechnisch spreken ze nauwelijks tot de verbeelding. In die zin zijn Bouws foto's niet anders dan haar houten dozen, het zijn dragers: van beelden, van herinneringen, van menselijkheid. En dat is precies wat ze moeten zijn, omdat dat is wat Bouw fascineert: niet het individu maar de groep, niet de persoon maar dat wat die persoon tot mens maakt, dat wat ons allemaal in de loop van de tijd tot mens maakt en dat wat wij in al onze menselijkheid aan sporen achterlaten.

Transformatie en beweging zijn daarbij sleutelbegrippen - zoals de fasen van het leven zich aaneenschakelen zo vormt zich in de werken van Bouw een vloeiende beweging die, door er als kijker bewust langs te lopen en goed te kijken, ten volle ervaren kan worden. Bouw beschikt als het ware over het vermogen om de meest elementaire emoties met de kracht van de eenvoud inzichtelijk te maken.

Dat deed ze onder meer in het Kulturhus in Zwartsluis in Overijssel in 2001. In dat cultureel centrum staat de mens centraal, het fungeert als brandpunt van de gemeenschap in die regio, zowel op cultureel als op sociaal vlak. Het bijzondere van het Kulturhus is dat binnen dit gebouw een groot aantal functies gebundeld zijn; een bibliotheek en kinderopvang, maar ook aanleunwoningen voor ouderen en gehandicaptenzorg. Dat betekent dat zo'n beetje alle generaties er weleens over de vloer komen, het leven trekt er als het ware dagelijks voorbij van de wieg tot het graf. Gery Bouw heeft dit proces zichtbaar gemaakt door 95 inwoners van Zwartsluis te portretteren; van een baby van 0 jaar tot de oudste inwoner van 95 jaar. Al deze portretten gelamineerd op glas en op volgorde van leeftijd hangend aan het plafond van de bibliotheek geven de loop van het leven in een Overijssels dorp letterlijk gezicht. Niet een, maar bijna honderd; het gezicht van een gemeenschap.

Of neem de opdracht die zij in 2001 realiseerde voor de sluis tussen de operatiekamer en de uitslaapkamer in het Twee Stedenziekenhuis in Tilburg/Waalwijk. Op de plek waar de patiënt en zijn familie even afscheid moeten nemen beplakte zij de ramen van de schuifdeuren met zijwaartse portretten. En gaan deze schuifdeuren open wanneer een patiënt naar de OK gereden wordt dan schuiven deze portretten naar elkaar toe - zo dicht dat ze elkaar een paar seconden kussen. Eenvoud ten top, maar precies dat treffend wat vrijwel iedereen op die plek diep in zijn hart het liefste wil - contact en liefde. Het is lang niet iedere kunstenaar gegeven dergelijke diep menselijke processen zo scherp in beelden te vangen. Gery Bouw echter, slaagt er keer op keer in.



www.gerybouw.nl